De gemeenteraad,
Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op artikelen 40 en 41 van het Decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op het Decreet 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012;
Gelet op de gecoördineerde omzendbrief in gemeentefiscaliteit BA-2004/03 van 14 juli 2004 waarbij gesteld wordt dat de constructies voor het produceren van windenergie of andere vormen van groene stroom niet mogen worden belast;
Overwegende dat de in het reglement bedoelde masten, pylonen en andere draagconstructies als storend kunnen worden ervaren, zowel wegens esthetische redenen als om een gezondheidsvrees; en derhalve hinder meebrengen voor de plaatselijke gemeenschap;
Overwegende dat ook masten, pylonen en andere draagconstructies die niet zichtbaar zijn, als storend kunnen worden ervaren voor de plaatselijke gemeenschap;
Overwegende dat het nog niet bewezen is dat de straling afkomstig van masten, pylonen en andere draagconstructies onschadelijk is voor de gezondheid van de omwonenden en lange termijneffecten nog niet onderzocht kunnen worden omdat de technologie relatief nieuw is;
Overwegende dat een belasting een stimulans kan zijn om deze masten en pylonen en andere draagconstructies te beperken, wat gunstig is voor de goede ruimtelijke ordening van onze gemeente en voor de gemoedsrust van de gemeenschap;
Overwegende dat het past om geen belasting te heffen voor masten, pylonen en andere draagconstructies in het landschap aangebracht met het oog op het voortbrengen van energie op alternatieve wijze (bv. windmolens), daar hieromtrent het landschapsverstorend element of de gezondheidsrisico’s ruimschoots gecompenseerd wordt door het milieuvriendelijke aspect ervan.
Gelet op de toestand van de gemeentefinanciën;
Gelet op het feit dat deze belasting zal voorzien worden in het meerjarig financieel beleidsplan en dus noodzakelijk is voor een gezonde financiële situatie van de gemeente;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit dd. 14/01/2025 waarbij deze belasting werd vastgesteld;
Overwegende dat dit tarief ongewijzigd is sinds het aanslagjaar 2013;
Overwegende het voorstel om dit tarief te verhogen naar 3.000 euro per eenheid;
Artikel 1 : Er wordt voor de dienstjaren 2026 tot en met 2031 een jaarlijkse en ondeelbare belasting geheven op de masten, pylonen en andere verticale draagconstructies.
Artikel 2 : De belasting wordt geheven op masten, pylonen en andere verticale draagconstructies die een commerciële activiteit met zich meebrengen.
Artikel 3 : Als masten, pylonen en andere verticale draagconstructies worden beschouwd :
Mast : Een verticale structuur die geplaatst wordt in een dak, op een dak of andere bestaande constructie met een gezamenlijke minimale hoogte van 15 meter.
Pyloon : Een individuele verticale constructie die opgericht wordt op het niveau van het maaiveld met een hoogte van minimaal 15 meter.
Verticale draagconstructie : Iedere individuele op zichzelf staande structuur met een hoogte van minimaal 15 meter, met uitsluiting van gebouwen, die opgericht is op het niveau van het maaiveld en die dienst doet als draagstructuur voor lichtinstallaties, geluidsinstallaties, het transport van energie- en radio-installaties.
Artikel 4 : De belasting wordt vastgesteld op € 3.000,00 per mast, pyloon of verticale draagconstructie.
Artikel 5 : De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de masten, pylonen of andere verticale draagconstructies.
Artikel 6 : Er wordt een vrijstelling verleend voor constructies die dienen voor de productie van windenergie of andere groene stroom.
Artikel 7 : De belastingsplichtige dient, uiterlijk op 1 april van het aanslagjaar, aangifte te doen van de belastbare elementen beschreven in artikel 2, welke zijn eigendom zijn. Hij ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor 1 april van het aanslagjaar moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden binnen dezelfde termijn aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Pylonen of masten geplaatst na 1 juli van het aanslagjaar worden belast voor de helft van het bedrag van de belasting. Er wordt geen vermindering of terugbetaling van de belasting toegestaan als de mast, pyloon of andere verticale draagconstructie in de loop van het jaar wordt weggenomen.
Elk verzuim van aangifte, elke onvolledige of valse aangifte en over het algemeen elke overtreding van deze verordening geeft aanleiding tot een verhoging van de belasting met een bedrag gelijk aan het verschuldigd bedrag. Het bedrag van deze verhoging wordt eveneens ingekohierd.
Artikel 8 : De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen.
Artikel 9 : De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake rijksbelastingen op de inkomsten.
Artikel 10 : De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Artikel 11 : De vestiging en de invordering van de belasting, alsook de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Artikel 12 : Het schepencollege wordt gelast met de uitvoering van dit besluit.
Artikel 13 : Deze verordening wordt onverwijld aan de toezichthoudende overheid overgemaakt.